pagetop
Van 2014 tot 2018 zal het tijdschrift thema-artikels wijden aan de gebeurtenissen van 100 jaar geleden

Speuren naar sporen van de Groote Oorlog

24 juli 2014

 

Honderd jaar geleden roerde vrijwel heel Europa de oorlogstrom. Hele samenlevingen trokken tegen elkaar ten strijde en daarmee sleurden ze vrijwel de gehele toenmalige wereldbevolking mee in een conflict van ongeziene omvang dat, mede door de industriële schaal waarop oorlog werd gevoerd, uitmondde in het tot dan meest bloedige treffen uit de menselijke geschiedenis. Een goede aanleiding dus om met onze Kring op ontdekking te trekken naar het IJzerfront.

De Duitse opmars door België valt stil aan de IJzer

Nadat België aan Duitsland de vrije doortocht naar Frankrijk ontzegde, viel het Duitse leger op 4 augustus 1914 ons land binnen. De forten rond Luik en Namen konden aanvankelijk stand houden maar bezweken midden augustus onder de superieure Duitse artillerie. Die onverwachte weerstand bracht een ware paranoia teweeg bij de Duitse soldaten, die overal sluipschutters zagen. Ze sloegen aan het plunderen en steden en dorpen als Visé, Tamines, Dinant, Leuven en Aarschot werden in brand gestoken, waarbij meer dan 5.000 burgerslachtoffers vielen.

Vanaf 20 augustus 1914 plooiden de Belgische troepen terug op de forten rond Antwerpen, waardoor ze een bedreiging vormden voor de rechter flank van het naar Frankrijk oprukkende Duitse leger. Daarop besloten de Duitsers eerst de weerstand in België te breken en de versterkte plaats Antwerpen aan te vallen. Op 28 september 1914 kwam de stad onder vuur te liggen. De burgerbevolking sloeg massaal op de vlucht, voor het overgrote deel naar Nederland. Het Belgisch leger verliet een week later haar stellingen, stak begin oktober de Schelde over en trok zich terug richting kust.

Zowat 75.000 manschappen verschansten zich achter de IJzer die koste wat het kost moest worden gehouden. Het Belgisch leger poogde aanvankelijk stand te houden aan de rivier, maar de Duitse overmacht was te groot. Het werd duidelijk dat de Duitsers alles op alles zetten en massaal middelen aanvoerden om aan de IJzer door te breken in de richting van de Franse kanaalhavens, om zo de aanvoer van de Engelse versterkingen af te snijden. Onvermijdelijke doorbraken in de Belgische linies volgden en het Belgisch leger trok zich terug tot achter de spoorwegberm Diksmuide-Nieuwpoort. De poldervlakte tussen de IJzerdijk en de spoorwegberm werd via het sluizencomplex te Nieuwpoort in een viertal dagen onder water gezet en einde oktober werd de Duitse opmars definitief gestopt. Voor Koning Albert en zijn leger was dit het begin van een periode van vier jaren, waarin water, modder, ongedierte, ziekte, kou en het risico om gedood of gekwetst te worden, dagelijkse kost waren.

Enkele markante sites

De Duitse Militaire begraafplaats te Vladslo – Als je via de ingangspoort deze 1,2 hectare grote begraafplaats aan de rand van het Praetbos betreedt, ontkom je niet aan het gevoel een indringer te zijn, die de stille wijding breekt die er hangt. Tot in 1956 lagen er 3.233 Duitse soldaten onder eikenhouten kruisen. Van 1955 tot 1957 werden de Duitse gesneuvelden in West-Vlaanderen op vier begraafplaatsen samengebracht en zo werden te Vladslo 25.638 Duitse gesneuvelden uit de IJzerstreek begraven.

De begraafplaats kreeg vooral bekendheid door de beeldengroep "Het treurende ouderpaar” van de Duitse beeldhouwster Käthe Kollwitz. Haar zoon Peter sneuvelde op 23 oktober 1914 op 18-jarige leeftijd aan het front te Diksmuide en werd begraven op het Roggeveld te Esen.

Käthe Kollwitz werd als Käthe Schmidt op 8 juli 1867 geboren te Köningsberg, de hoofdplaats van Oost-Pruisen en huwde in 1891 met Dokter Karl Kollwitz uit Berlijn. Ze werd vooral bekend om haar sociale bewogenheid en als uitbeeldster van mistoestanden ingevolge oorlogen en sociaal onrecht. Ze was één van de belangrijkste expressionistische kunstenaars van Duitsland, maar bij het aantreden van Hitler als "Reichskanzler” werd zij in 1933 gedwongen de Academie en haar leerstoel te verlaten. Haar werken werden niet meer tentoongesteld. Haar man Karl stierf op 19 juli 1940 en in 1944 verhuisde zij van Berlijn naar Moritzburg bij Dresden, waar zij op 22 april 1945 overleed, enkele dagen voor het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel ze kort na de dood van haar zoon Peter aan het "Treurend Ouderpaar” begon, was het pas 18 jaar later dat haar "ouderverdriet” voltooid was. Zij liet de beelden in 1932 plaatsen op de landelijk begraafplaats Roggeveld te Esen, waar Peter begraven lag. Een jarenlang rijpingsproces heeft het mogelijk gemaakt om, wat eerst bedoeld was als een rouwmonument voor haar eigen gesneuvelde zoon, te doen uitgroeien tot een aangrijpende elegie voor allen die als slachtoffer van de oorlog vielen. Deze monumentale treurnis behoort in zijn eenvoud van vorm en lijn en de omgeving tot de ontroerendste beeldhouwwerken die kunnen aangetroffen worden. In 1956 werden de beelden eveneens van Esen naar Vladslo gebracht. Ze behoren nog steeds aan de familie Kollwitz toe.

 

De Dodengang te Diksmuide

Op een smalle strook grond langs de IJzer ter hoogte van kilometerpaal 16 ligt het laatste bewaarde stuk van het Belgische front uit de Eerste Wereldoorlog. Duizenden soldaten hebben hier een loopgravenoorlog uitgevochten.

Nadat de oorlog door de onderwaterzettingen was vastgelopen, bleven de Duitsers in de buurt van de IJzer en namen de Belgen stelling achter de spoorwegdijk Nieuwpoort-Diksmuide. Enkel een watervlakte scheidde hen van elkaar. De Duitsers installeerden waarnemers, mitrailleurs en scherpschutters op petroleumtanks op de linkeroever van de IJzer en bestreken zo de Belgische posities. De Belgen wilden begin mei 1915 deze petroleumtanks heroveren, maar de stormloop doorheen de drassige polders mislukte en veel soldaten verloren het leven door het Duitse mitrailleurvuur. Er moest een oplossing met meer kans op succes gevonden worden.

Vanuit de Belgische loopgraven langs de IJzer werd een naderingsloopgraaf gegraven in de dijk van de linkeroever van de IJzer. Dit werk begon op 18 mei 1915 en de soldaten wonnen zes meter per dag. De Duitsers bleken hetzelfde idee te hebben en graafden zuidwaarts doorheen de IJzerdijk. Dit maneuver eindige met een fatale botsing tussen de twee vijanden. De gevechten waren verschrikkelijk en de spanning gedurende de schaarse adempauzes was vaak ondraaglijk.

Het nachtelijke opbouwwerk van de loopgraven werd naarstig voortgezet en zou nooit stoppen. De hele Dodengang werd voortdurend versterkt met zandzakken en de stelling werd ook gevoelig verbreed. Aan de kop van de loopgraven werden prikkeldraad, traliewerk, observatieposten en bunkers met schietposities aangelegd om elke verrassingsaanval van de Duitsers te breken. De soldaten noemden het niet voor niets de muizenval. De Belgische soldaten van de verschillende eenheden die er vochten, doopten de loopgraaf om tot "Boyau de la Mort” of "Dodengang”.

Onze-Lieve-Vrouwhoekje te Oud-stuyvekenskerke

Het herinneringsoord voor de Eerste Wereldoorlog is opgebouwd rond de torenruïne van Oud-Stuivekenskerke en bestaat uit de versterkte torenruïne met gedenkplaten en oriëntatietafel, een demarcatiepaal, de gedenkkapel voor OLV der Zege met daarrond 41 gedenkzuiltjes voor verschillende regimenten, een obelisk voor het 5de regiment Lansiers en een gedenkzuil voor het 1ste en 2de bataljon Karabiniers-Wielrijders.

 

    

 

De vroegere kerk van Stuivekenskerke in het zuiden van de gemeente aan de Reigersvliet en werd in 1870 afgebroken. De westtoren, daterend van 1572, moest blijven staan als getuige van de karakteristieke regionale bouwstijl en kreeg de naam Oud-Stuivekenskerke. Ondertussen had de gemeente Stuivekenskerke meer centraal een nieuwe kerk gebouwd.

Na de onderwaterzetting eind oktober 1914, stond de oude toren met enkele huizen op een eiland. In december 1914 richtte de luitenant Lekeux er een artilleriewaarnemingspost in. Omdat de toren door granaatinslagen tot een puinhoop werd herschapen, installeerde hij vanaf maart 1915 zijn observatiepost in de geveltop van de beschadigde hoeve ernaast, waar bleef hij tot mei 1916.

Vanaf 3 november 1914 werd hier een Belgische voorpost ingericht, vóór de frontlijn aan de spoorweg Nieuwpoort-Diksmuide. Deze post werd uitgebreid tot een "grande garde” of een grote wachtpost en kreeg een belangrijke plaats in het geheel van posten in het geïnundeerde gebied tussen de IJzerdijk en de spoorwegberm. Hij lag ruim een kilometer vóór de frontlijn op een kleine verhevenheid in het vlakke landschap en kon een groot deel van het front en het niemandsland onder vuur houden.

In 1922 kwam de torenruïne op de lijst van 25 te behouden oorlogsoorden, zoals ook de Dodengang met de Ruiterschans. De Belgische Touring Club richtte er in die tijd een demarcatiepaal op: een kleine zuil die aanduidt waar de Duitse opmars gestopt werd. Kapitein-commandant Lekeux keerde in april 1919 terug naar het klooster waar hij vóór de oorlog novice was. In 1920 werd hij pater Martial. De Franciscaan ijverde voor de bouw van een gedenkkapel in Oud-Stuivekenskerke. In 1925 werd de kapel ingewijd en meteen toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Zege.

 

Commonwealth Nieuport Memorial

Dit monument werd opgericht ter herdenking van de 548 Brits zeelui en soldaten van de "Royal Naval Division”, die vermist bleven bij de verdediging van Antwerpen in oktober 1914 en bij latere gevechten aan de Belgische kust. Het merendeel van hen stierf in 1917, toen de Commonwealth-troepen de Franse troepen in de sector van de kust tot Sint-Joris aflosten. Vooral in juli ging het er hevig aan toe. Dit gedenkteken werd als monument beschermd door opname in het dossier van de "Ganzenpoot" en de oorlogsmonumenten, omwille van het algemeen belang gevormd door de esthetische, historische en socio-culturele waarde.

 


Monument Albert I te Nieuwpoort

Het Koning Albertmonument werd opgericht op initiatief en met steun van de oudstrijdersverenigingen Appartement Santhooft Nieuwpoort-aan-zeevan de Eerste Wereldoorlog. De IJzer speelde een grote rol tijdens de oorlog, vandaar dat dit monument op de boorden van deze stroom opgetrokken werd. Het gedenkteken dateert uit 1938 en is een ontwerp van Julien de Ridder. De beeldhouwer is Karel Aubroeck. Het monument is cirkelvormig en heeft een diameter van 30m. Twintig zuilen van baksteen uit de IJzervallei dragen een ringbalk van 100m omtrek, boven een kruisvormig terras. Centraal staat het ruiterstandbeeld. Boven op de ringbalk is een wandelgang met oriëntatietafels, die een prachtig uitzicht over de IJzervlakte biedt. Het monument werd in 1973 – 1974 grondig gerestaureerd. Elke eerste zondag van augustus wordt hier het Nationaal Huldebetoon aan Z.M. Koning Albert I en de helden van de IJzer gehouden.

 

Sluizencomplex Ganzenpoot - Nieuwpoort

De Ganzenpoot is een sluizencomplex in de achterhaven van Nieuwpoort, waar zes waterwegen uitmonden in de monding van de IJzer en zo met de zee zijn verbonden. Vanop de Langebrug aan de westkant van het complex zijn in een halve cirkelvorm zes waterbouwkundige kunstwerken te zien. Deze zorgen afwisselend voor de afwatering van een deel van De Polders en voor de scheepvaartverbindingen. De afwatering gebeurt via een overlaat, de binnenschepen passeren een schutsluis. Dit complex speelde een kapitale rol bij de onderwaterzetting van de IJzervlakte aan het begin van WOI.

De GanzepootHalf oktober waren de Duitsers dicht bij Nieuwpoort genaderd. Ze beschoten de stad en op 22 oktober namen de inwoners de wijk. De Duitsers werden echter vóór Nieuwpoort door: de onderwaterzetting van de IJzervlakte gestopt. Het waren kapitein Fernand Umé, enkele andere militairen en schipper Hendrik Geeraert, die op voorstel van de toezichter van de Noordwatering van Veurne, Karel Cogge, in de nacht van 29 op 30 oktober de afwateringssluis van de Noordvaart openden. Door dit enkele nachten te herhalen, steeg het water tussen de IJzer en de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide. De IJzerslag was ten einde.

Het was nu zaak om de inundatie in stand te houden. De sluizen dienden goed onderhouden te worden, wat voor een groot deel van de oorlog gebeurde door een speciale genie-eenheid, ‘Sapeurs-Pontonniers’ genaamd.

 

Commonwealth Military Cemetery Ramskapelle Road - Nieuwpoort

Van juni tot november 1917 hield het Britse XV Corps de frontlijn vanaf de kust tot aan Sint-Joris Ramskapelle. Het grootste deel van de bijzettingen op de begraafplaats werd verricht in juli en augustus 1917. Na de oorlog kwam er een aanzienlijke uitbreiding door de ontruiming van andere begraafplaatsen in de omgeving. Er worden nu 841 Commonwealthdoden herdacht, waarvan 312  niet geïdentificeerd zijn. "'Special memorials”' herdenken de 26 Britse slachtoffers die in Nieuwpoort-Bad werden begraven, maar wiens het graf door later artillerievuur vernield werd. De begraafplaats werd door Sir Edwin Lutyens ontworpen.

 

 

Belgische begraafplaats - Ramskapelle Nieuwpoort

Vanaf midden oktober 1914 stelde het Belgische leger zich o.m. op in de omgeving van Ramskapelle. De inwoners van het dorp sloegen op de vlucht. Van 18 tot 31 oktober vond de Slag aan de IJzer plaats en vanaf 29-30 oktober werd het gebied tussen de IJzerdijk en de spoorwegberm onder water gezet. Op 30-31 oktober vonden o.m. te Ramskapelle verbeten gevechten plaats. Met het wassende water als bondgenoot werd het dorp door Belgen en Fransen heroverd op de Duitsers. Tijdens de stellingenoorlog in de daaropvolgende jaren vonden in Ramskapelle 'slechts' kleinschalige gevechten en beschietingen plaats. Het dorp verleende zijn naam aan de sector Ramskapelle, die door Belgische legerdivisies volgens een beurtrolsysteem verdedigd werd. Na de wapenstilstand volgde de drooglegging van het onderwater gezette gebied, de opruiming en de trage heropbouw van het dorp. De veldgraven uit het onderwater gezette gebied en militaire graven op gemeentelijke begraafplaatsen uit de sectoren Nieuwpoort en Ramskapelle werden vanaf 1922 verzameld op deze verzamelbegraafplaats.

De begraafplaats heeft een driehoekige plattegrond. Het terrein bestaat uit verschillende niveaus die verbonden zijn door kleine, bakstenen trapjes van 3 treden. De begraafplaats beslaat een oppervlakte van 84 are. De grafstenen zijn aangelegd in een halve cirkel. De voormuur bestaat uit een rode bakstenen muur met daarop een smeedijzeren hekken met daartussen regelmatig rode bakstenen pilasters met hardstenen koepelvormige dekstenen. In het midden verleent een smeedijzeren poort toegang tot de begraafplaats. De poort is begrensd door 2 kleine hardstenen zuilen met koepelvormige deksteen en daarop '1914' of '1918'.

 


 

 

Lid worden?
Jaarlijkse bijdrage: 
22 euro op rekening
BE44 8538 7333 1145
U ontvangt 4 tijdschriften en een uitnodiging voor al onze activiteiten
wegwijzerklein

Heemkundige Kring
't Zwin Rechteroever
Damme